De klok tikte en de minuten vlogen voorbij na exact 60 tikken van de klok. Het was zeker al vijf minuten stil sinds de formele begroeting tussen de drie leiders van Valvare plaatsvond. Dit was niets nieuw voor Arthur sinds hij van een prins naar koning was gestegen. Zijn vader was te vroeg gestorven aan longkanker en had de troon dus vroegtijdig aan de jonge man overgedragen, die geen andere keuze had dan deze te accepteren. Hij was namelijk de enige kind dat zijn ouders hadden voortgebracht. Verdere familie had de jonge man natuurlijk wel, maar zijn vader was immers de koning, dus deze toekomst kon hij niet ontwijken, hoe erg hij ook zijn moeite ervoor deed en niet daarbij zijn familie te schande te maken. Hij zat namelijk als jonge koning in een lastig pakket. Hij was er op het verkeerde moment en de verkeerde plaats.
Hij zat met zijn handen in elkaar geschoven om een kalme, maar ernstige indruk te geven, aan een lange tafel met de twee belangrijkste mensen van heel Valvare, de koning van Valitia en de voorzitter van Varese. Het was ook de verkeerde tijd, omdat deze twee leiders een incident achter de rug hadden en beiden een zware tijd doorgingen met gebrek aan voedselvoorraden en achtergang van de technologie. De jonge Arthur had als taak om een enige oorlog tussen deze twee rijken tegen te gaan door een vrede met de twee te sluiten. Dat was al een hele opgave, maar hij was echter de eerste die sprak, wat hem pas lukte nadat hij aan het belang van Elef dacht.
"Ik wil hierbij melden dat wij op Elef momenteel een vrij grote voedselvoorraad hebben en bereid zijn om deze te doneren aan beiden rijken, maar wij eisen echter de inbreng op een later termijn terug." Traag schoof zijn blik van de ene leider naar de ander om enige gebaar van acceptatie te vinden, maar zoals de vorige keren was er weer niets te vinden. "Accepteren jullie dat?" Vroeg Arthur iets minder formeel, omdat hij zich nader afvroeg of deze twee rijken opzettelijk niet naar de rijk op Elef luisterden om per se al hun frustraties op elkaar uit te voeren. Ze zagen oorlog zeker als een stressbal.
Ergens vond Arthur dat deze leiders stelletjes adrenaline verslavende waren, maar als prins had hij al geleerd om geen eigen veroordelingen over mensen te hebben of iets van ze te vinden. Elef was de volk die hij mocht, ongeacht hoe ze echt waren en hij moest verder deze twee leiders als 'cameraden'zien. Als prins vond hij dat een hele opgave, maar uiteindelijk was het hem gelukt. Vrienden had hij als gevolg niet, geen echte.
"Dus?"vroeg Arthur voor een laatste keer, hopend dat ze op zijn verzoek zouden ingaan. Nu pas was er enige bewegingen merkbaar bij de twee leiders, maar het voorspelde niet veel goeds, want de blikken waren beiden op hem gericht en dát was nooit eerder gebeurd. De leider van Valitia stond op en torende boven de tafel, terwijl Arthur al bedacht hoe erg dat bij hem moest zijn. Arthur liet zich echter niet intimideren, hij moest de trots dragen van Elef en nooit enige zwakte tonen. Ook dat had hij moeten leren. De koning naderde hem met gen enkele emotie op zijn gezicht af te lezen.
"Koning.."Vroeg Arthur kort, terwijl ik mijn kop wat op had geheven om zijn gezicht boven mijn pet te zien. "Wij gaan echt niet luisteren naar een groentje van een koning dat geeneens een koning is of een sterk rijk heeft," zei de koning alsof hij het meest gore spul uitspuugde. Als reactie kneep hij zijn ogen tot spleetjes, proberend desituatie onder de controle te houden, want deze vergadering ging de verkeerde kant op en kon zowaar een oorlog betekenen tussen Valitia en Elef. Varese misschien ook, maar deze had mij enkel zitten aankijken met een blik die je niet wilt zien als koning: medelijden.
"Wilt gij passen op uw woorden,"zei Arthur, beheerst, maar klaar om zijn handen uit elkaar te steken en zichzelf te verdedigen met behulp van woorden of als het echt niet anders kon, zijn dolken. Echter vanaf toen ging alles vrij snel. De koning greep Arthur bij zijn nekvel en trok hem omhoog, waarbij de arm van Arthur vast bleef haken aan de ruwe kant van de stoel en enkele schrammen ontstonden. Deze deden pijn, maar waren niets in vergelijking wat hij in de blik van de ogen van de koning van Valitia zag: een blik zo koud en zo duister dat het buiten beschrijfbare termen was. "Nee, ik ben de koning, toch?"zei hij, waarna Arthur met zijn handen zich los probeerde te krijgen uit de handen van Valitia, maar het was tevergeefs, het enigste wat ermee bereikt werd was het vallen van zijn eigen pet. "Je bent nog zo'n jong ventje, Arthur,"Zei de koning tegen zijn oor, waarna Arthur meer moeite moest doen om zich beheersd te houden, maar er toch een zinnetje uitfloepte. "Jullie zijn zelf kleine kinders die maar geen vrede willen," Toen Arthur waarschuwend naar de koning van Valitia keek zag hij een blik dat killer was dan de eerste was geweest, gevolgd door een verdwijning van geluid en een zwarte waas voor zijn ogen.
Enkele dagen later liep een verschijning door de winkelstraten van Elef met een klein tasje dat aan zijn arm hing, een apotheek tasje met speciale créme dat de wonden van zijn gezicht zouden bedekken. Tot nu toe werkte het prima, maar het begon zich langzamerhand te openbaren. De schrammen op zijn arm waren echter vrij ernstig en er werd snel verband eromheen gedaan dat echter zichtbaar zou zijn. Een vrij vorstelijke pak met lange mouwen voor de verandering bood oplossing tegen de openbaring. Het was duidelijk, zijn leven was niet fijn,maar ook niet vreselijk. Het zat er tussenin, hij zelf zag het als een manier van leven. Echter zou een normale koning met deze wonden zich niet in het openbaar willen vertonen, indien het niet nodig was,maar hij had er verder niet bij nagedacht en waarom zou hij zoveel moeite om een apotheek doen? De jonge Arthur ademde diep in en diep uit en was net de straat met de apotheek uit, totdat hij tegen iets aan botste, niet beseffend dat hij zo erg had kunnen afdwalen. Snel keek hij op in de ogen van een persoon, waarna hij automatisch reageerde met:"Excuses, ik had niet opgelet. Ben je oké?" Verder bekeek hij het persoon niet om geen vooroordeling over diegene te hebben.
Hij zat met zijn handen in elkaar geschoven om een kalme, maar ernstige indruk te geven, aan een lange tafel met de twee belangrijkste mensen van heel Valvare, de koning van Valitia en de voorzitter van Varese. Het was ook de verkeerde tijd, omdat deze twee leiders een incident achter de rug hadden en beiden een zware tijd doorgingen met gebrek aan voedselvoorraden en achtergang van de technologie. De jonge Arthur had als taak om een enige oorlog tussen deze twee rijken tegen te gaan door een vrede met de twee te sluiten. Dat was al een hele opgave, maar hij was echter de eerste die sprak, wat hem pas lukte nadat hij aan het belang van Elef dacht.
"Ik wil hierbij melden dat wij op Elef momenteel een vrij grote voedselvoorraad hebben en bereid zijn om deze te doneren aan beiden rijken, maar wij eisen echter de inbreng op een later termijn terug." Traag schoof zijn blik van de ene leider naar de ander om enige gebaar van acceptatie te vinden, maar zoals de vorige keren was er weer niets te vinden. "Accepteren jullie dat?" Vroeg Arthur iets minder formeel, omdat hij zich nader afvroeg of deze twee rijken opzettelijk niet naar de rijk op Elef luisterden om per se al hun frustraties op elkaar uit te voeren. Ze zagen oorlog zeker als een stressbal.
Ergens vond Arthur dat deze leiders stelletjes adrenaline verslavende waren, maar als prins had hij al geleerd om geen eigen veroordelingen over mensen te hebben of iets van ze te vinden. Elef was de volk die hij mocht, ongeacht hoe ze echt waren en hij moest verder deze twee leiders als 'cameraden'zien. Als prins vond hij dat een hele opgave, maar uiteindelijk was het hem gelukt. Vrienden had hij als gevolg niet, geen echte.
"Dus?"vroeg Arthur voor een laatste keer, hopend dat ze op zijn verzoek zouden ingaan. Nu pas was er enige bewegingen merkbaar bij de twee leiders, maar het voorspelde niet veel goeds, want de blikken waren beiden op hem gericht en dát was nooit eerder gebeurd. De leider van Valitia stond op en torende boven de tafel, terwijl Arthur al bedacht hoe erg dat bij hem moest zijn. Arthur liet zich echter niet intimideren, hij moest de trots dragen van Elef en nooit enige zwakte tonen. Ook dat had hij moeten leren. De koning naderde hem met gen enkele emotie op zijn gezicht af te lezen.
"Koning.."Vroeg Arthur kort, terwijl ik mijn kop wat op had geheven om zijn gezicht boven mijn pet te zien. "Wij gaan echt niet luisteren naar een groentje van een koning dat geeneens een koning is of een sterk rijk heeft," zei de koning alsof hij het meest gore spul uitspuugde. Als reactie kneep hij zijn ogen tot spleetjes, proberend desituatie onder de controle te houden, want deze vergadering ging de verkeerde kant op en kon zowaar een oorlog betekenen tussen Valitia en Elef. Varese misschien ook, maar deze had mij enkel zitten aankijken met een blik die je niet wilt zien als koning: medelijden.
"Wilt gij passen op uw woorden,"zei Arthur, beheerst, maar klaar om zijn handen uit elkaar te steken en zichzelf te verdedigen met behulp van woorden of als het echt niet anders kon, zijn dolken. Echter vanaf toen ging alles vrij snel. De koning greep Arthur bij zijn nekvel en trok hem omhoog, waarbij de arm van Arthur vast bleef haken aan de ruwe kant van de stoel en enkele schrammen ontstonden. Deze deden pijn, maar waren niets in vergelijking wat hij in de blik van de ogen van de koning van Valitia zag: een blik zo koud en zo duister dat het buiten beschrijfbare termen was. "Nee, ik ben de koning, toch?"zei hij, waarna Arthur met zijn handen zich los probeerde te krijgen uit de handen van Valitia, maar het was tevergeefs, het enigste wat ermee bereikt werd was het vallen van zijn eigen pet. "Je bent nog zo'n jong ventje, Arthur,"Zei de koning tegen zijn oor, waarna Arthur meer moeite moest doen om zich beheersd te houden, maar er toch een zinnetje uitfloepte. "Jullie zijn zelf kleine kinders die maar geen vrede willen," Toen Arthur waarschuwend naar de koning van Valitia keek zag hij een blik dat killer was dan de eerste was geweest, gevolgd door een verdwijning van geluid en een zwarte waas voor zijn ogen.
Enkele dagen later liep een verschijning door de winkelstraten van Elef met een klein tasje dat aan zijn arm hing, een apotheek tasje met speciale créme dat de wonden van zijn gezicht zouden bedekken. Tot nu toe werkte het prima, maar het begon zich langzamerhand te openbaren. De schrammen op zijn arm waren echter vrij ernstig en er werd snel verband eromheen gedaan dat echter zichtbaar zou zijn. Een vrij vorstelijke pak met lange mouwen voor de verandering bood oplossing tegen de openbaring. Het was duidelijk, zijn leven was niet fijn,maar ook niet vreselijk. Het zat er tussenin, hij zelf zag het als een manier van leven. Echter zou een normale koning met deze wonden zich niet in het openbaar willen vertonen, indien het niet nodig was,maar hij had er verder niet bij nagedacht en waarom zou hij zoveel moeite om een apotheek doen? De jonge Arthur ademde diep in en diep uit en was net de straat met de apotheek uit, totdat hij tegen iets aan botste, niet beseffend dat hij zo erg had kunnen afdwalen. Snel keek hij op in de ogen van een persoon, waarna hij automatisch reageerde met:"Excuses, ik had niet opgelet. Ben je oké?" Verder bekeek hij het persoon niet om geen vooroordeling over diegene te hebben.